Hoe loopt het af. Hans Braakhuis

Laatste update: nov 2023

hoofdpagina Jagershuis                                             home
Helen Driessen:

Wat een werk....., maar wel erg leuk/gek, al die herinneringen. Ik vond opeens idioot grote vellen papier (dubbel office) met aantekeningen van mijn vader (dit keer goed leesbaar, ook die met de hand geschreven) van de jaren '45 en '46, over het verlies van het Jagershuis, wat hij allemaal verloor, ook de hele beschrijving van de Duitsers die bij ons ingekwartierd zaten, de gesprekken die hij met ze had (maar geen namen, verdorie, ongeveer wat hij later in de dagboeken vermeldde, maar ook andere dingen), aangiften die hij deed, de correspondentie met een meneer Janssen, accountant van de Stichting Nederlandsch Kunstbezit (die, als ik het goed heb, zijn kunstschatten onder bescherming hadden?)....
IMG_0601
Helen in 2016 met andere papieren.
Helen: "De van Nispens tot Pannerden in Doorwerth. Daar heen vluchtten we en zaten een tijd lang met 80 biddende katholieke mensen in hun kelder. We konden alleen naar de oppervlakte gedurende de tijd dat aan beide kanten de gewonden werden vervoerd, mijn vader beschrijft dat in zijn dagboek. Ik ben er ongeveer 15 jaar geleden geweest, toen leefde de oude heer van Nispen nog en die liet me de kelder zien, toen kwam er veel van de herinnering terug. Voor mij, als 6 jarige, hadden ze een mandje van riet bemachtigd waarin de geallieerden voedsel verkeerd hadden gestuurd, i.p.v. bij de geallieerden kwam het allemaal bij de Duitsers terecht, wij zagen de voedselpakketten op onze uiterwaarden aankomen. Mijn zusjes zijn later verschillende van die voedselpakketten gaan ophalen, die zaten in mandjes en ik moest in zo'n mandje slapen, ik paste er precies in, er waren immers geen bedden of iets. Alleen kraakte het als ik me omdraaide en mijn moeder die bang was dat ik de andere mensen wakker zou maken, siste me dan woedend toe, dat ik stil moest liggen. De arme teckel, Flap, heeft dat allemaal mee moeten maken, hij sliep aan de voeten van mijn moeder. Mijn vader werd helemaal hysterisch van dat bidden de hele dag, die wilde luisteren waar de Duitsers en waar de geallieerden waren, en dat ging natuurlijk niet en zo was het dat hij besloot om op pad te gaan naar Zeist. Er waren veel mensen op weg in dezelfde richting en ook reden ons buren op hun volgepakte fietsen voorbij, die we verderop dood terug moesten terug vinden, door spervuur geraakt, ik herinner me dat de schedel van een buurvrouw totaal kapot was geschoten en dat ik dacht: dat lijkt wel jam. Halverwege rustten we uit in een verlaten villa en daar hadden de eigenaars een grote volliere vol  parkieten opengelaten, zodat ze weg konden vliegen, ze hadden hun eten in een hoek neergelegd maar ik herinner me hoe vreselijk ik het vond te moeten voorstellen dat ze uiteindelijk van de honger dood zouden gaan..... Dat zijn zo de herinneringen van een kind. Ik weet niet of je daar iets aan hebt, misschien leeft die oude meneer van Nispen nog, die zou je heel veel kunnen vertellen, of anders zijn er al die kinderen, als braaf katholiek gezin waren dat er veel, ik herinner me de kunstenaar Daan en een non Maria Louise...." In het Kasteel Doorwerth was in september 2014 een tentoonstelling over de Doorwerth in de oorlogsperiode. Samenstelling en tekst: Camille Courbois, medewerker van het GLK. In de tentoonstelling stonden meerdere teksten van Duitsers, Engelsen, omwonenden, en het dagboek van Driessen, naast elkaar.

"In de nacht van 22 op 23 september komt de 43ste Wessex Infantry Division aan bij Driel en Heteren. Dat wordt waargenomen door de troepen van Von Tettau en hij laat de verdediging aan de Rijn verder versterken. Vroeg in de morgen liggen er dode koeien in de wei voor het Jagershuis. Voor het eerst wordt het huis ook beschoten. Ravitailleringsparachutes vallen rond het kasteel Doorwerth en rond het Jagershuis. In het weiland en in de bomen hangen allemaal pastelkleurige parachutes. De Duitsers verzamelen de voorraden uit de containers. ‘S Avonds krijgt de familie Driessen het bevel om het Jagershuis te verlaten."

"Luitenant Martin Fliegerhorst Bataljon 3: Dag begint met aanval van laagvliegende vliegtuigen. Een dood en zes gewonden. Geraakt door mortier en zwaar machinegeweervuur. Bataljon arriveert 17:20. Honderden vijandelijke vliegtuigen droppen gekleurde parachutes. Eerste echt zware luchtbombardement begint. Zes vliegtuigen neergeschoten. Flak geschut loopt vast en valt uit. Zwaar machinegeweer valt uit. Een dood en drie gewonden. Vanavond gaan we naar de nieuwe stellingen aan de rivieroever. Fabriek aan de overkant is geraakt en brandt. Geslapen in het Jachthuis, zeer onrustig".

"Piet Janssen: Op een morgen brak de hel los. Want van kasteel Doorwerth tot aan het Drielse veer wordt door de Engelsen de hele oever onder vuur genomen. De granaten kwamen uit de richting Driel en verder uit de Betuwe. Toen de kanonnen later verstomden gaf de hele Veluwezoom langs de Rijn een trieste aanblik. Geen boom stond meer overeind en het was doodstil. Ook hotel de Duno was uit het landschap verdwenen, het was één grote puinhoop." (zondag 24 september 1944)

"Maandag 2 oktober gaat het Jagershuis in de middag na een brand door fosfor granaten volledig in vuur op. Al deze dagen blijft er artillerie- vliegtuig- en mitrailleurvuur rond het Kasteel neerkomen."

Op woensdag 4 Oktober moet geheel Doorwerth op last van de Duitsers evacueren.

Het dagboek van Piet Jansen, is hier te vinden: http://www.jansweust.nl/153384087
Uit het boek: Zes dorpen in oorlog en verzet; Henk Erkens (redactie); 1984:
"Intussen waren de eerste vluchtelingen gearriveerd, een familie van het Jagershuis met vijf kinderen. Hun huis, een exotisch houten pand, gelegen onder aan de Italiaanseweg, was totaal uitgebrand. Later kwamen er vluchtelingen uit Oosterbeek-Laag bij. Er werden matrassen van de bedden gehaald en in de hal van het souterrain op de grond gelegd. Met de bewoners mee gerekend, konden ongeveer 25 mensen in deze ruimte een heenkomen zoeken. Het plafond was van gewelfd beton, op zware stalen balken. In de rondom liggende kamers werden de zware eiken luiken gesloten, met uitzondering van die in de keuken. Toen er geen gastoevoer meer was, koppelden zij het gasfornuis af en zetten er een oud kolenfornuis voor in de plaats. Kolen hadden zij weliswaar niet, maar hout, zo midden in de bossen wonend, des te meer'.
Uit het boek: Zes dorpen in oorlog en verzet; Henk Erkens (redactie); 1984:
"Toen de meeste kelderbewoners uit Doorwerth vertrokken waren naar veiliger oorden, bleven alleen het gezin van vijf personen en de tuinman met zijn echtgenote over. Zij meenden steeds dat de Tommies zouden terug komen en de Rijn zouden oversteken. Ze hadden geen enkel contact met de buitenwereld. Na al dat geschiet en gebombardeer, vonden zij het langzamerhand welletjes en dat het tijd werd hun bevrijders te mogen begroeten. Rondom het huis lagen gesneuvelden. Doorwerth en Heveadorp waren al geëvacueerd. Alleen zij en hun buurman, de joodse arts en zijn gezin waren nog aanwezig. Zij spraken af dat zij elkaar om de dag zouden bezoeken om elkander een hart onder de ilem te steken. Wat de voedselvoorziening betrof konden zij 't, na 't een en ander ingezameld te hebben, nog wel een tijdje uitzingen. De volgende dag ging Otto naar de dokter en zijn gezin met een tas vol weckflessen om ook hen van een recente verovering mee le laten profiteren. Op de Italiaanseweg lagen veel Duitsers; het leek dat ze sliepen. Bij nadere bestudering bleken ze allen dood te zijn. Merkwaardig was dat aan de lijken, op het eerste gezicht, geen verwondingen waren te zien. De granaten, die de Engelsen gebruikten waren dermate scherp afgesteld, dat ze bij de minste aanraking van een heel klein takje al ontploften. De militairen zouden, volgens buurman-dokter, wel overleden zijn aan het dichtklappen van hun longen tengevolge van de luchtdruk van de ontploffende projectielen. Een paar dagen hielden de beide gezinnen nog stand, elkander opbeurende, maar eigenlijk zichzelf voor de gek houdende. Tenslotte werden ze door de Duitsers het huis uitgezet Deze hadden allang in de gaten dat van dit pand een machtige bunker was te maken. Gepakt en gezakt, Otto met een volgeladen kruiwagen, trokken ze naar het grote onbekende. Dag huis, dag inboedel, dag kunstschatten, dag Doorwerth, tot ziens, tot betere tijden."

Zowel Driessen als de van Nispens verlaten de villa Jacoher als laatsten. Redden als er wat te redden valt.
De familie Driessen komt op donderdag 5 oktober 1944 aan in Zeist. Driessen wilde persé naar Zeist, niet naar andere plekken waar geëvacueerden uit Doorwerth, Renkum, terecht kwamen. Waarom Zeist, er woonde een neef en mw Lesturgeon geeft er een poos gewoond. Er waren dus contacten. Of er andere redenen waren?

In het dagboek valt het op dat mw. Lesturgeon direct bij Hotel Figi en Hotel Hermitage vraagt of de familiedaar terecht kan. Helaas, die waren al vol geboekt. Geld was kennelijk geen probleem.

In het dagboek staat dat men van de gemeente Zeist een drietal adressen krijgt waar het gezin bij in kan wonen: "Op het Zusterplein staan vele flinke jongens van de scholen te Zeist gereed om de aankomende mensen op alle mogelijke wijze te helpen en zo worden wij met onze bagage op een bakfiets, door een aardige jongen naar de Prof. Sproncklaan gebracht. Het is al donker als wij daar aankomen. Bij het eerste adres verschijnen twee jongens van een jaar of twaalf aan de deur: dus hier Theo en Herman; bij het tweede adres vernemen wij dat daar drie grote kinderen zijn (jongens): dus daar Wonne en Madeleine; bij het derde adres zijn geen kinderen, en dat komt goed uit voor Tous, Helen en mijzelf".

Helen: "Een huis op de Sproncklaan, lag pal tegenover de Patijnschool. De Driessens woonden in drie verschillende huizen. De jongens in de Sproncklaan, de meisjes op een anders adres ook in de Sproncklaan. En wij, d.w.z. mijn vader, mijn moeder en ik, in de Genestetlaan. Het huisje in de Genestetlaan was bepaald van minder niveau dan de huizen waar mijn broers en zusters onder gebracht werden. Mijn vader noemde het een "arbeidershuisje".., maar als een rijke meneer ......, zou hij ooit een arbeidershuisje bewust hebben gezien?"
Theo (1930) en Herman (1931) hadden bij aankomst in Zeist, al een gevaarlijke leeftijd. Ze moesten eigenlijk voor de Duitsers werken. De zoons zaten aldus ondergedoken in tuin (schuilplaats) van de 2 onder een kap woning aan de Sproncklaan.
Het gezin waar de meisjes werden opgenomen, had ook leuke jongens. En zo krijgt Yvonne (1927) verkering, waar na de oorlog een huwelijk op zou volgen. In maart 1944 kon het hele gezin een andere woning betrekken: De Genestetlaan 28 te Zeist.

Men ging een verschrikkelijke hongerwinter tegemoet, Er was geen licht. Men had honger en het was één van de koudste winters ooit.

In het dagboek wordt vermeld: Th. H. Driessen, t.t, Zeist - Socrateslaan 9, eind Mei 1945.
Op het adres Socrateslaan 9 te Zeist zijn in de WO II Duitsers ingekwartierd. Ook woont er een N.S.B - W.A. banleider de heer Adriaan Julius Harting. Na de oorlog kwam het pand aldus in handen van het Nederlandse Beheersinstituut. De woning stond direct te koop in mei 1945. En Driessen heeft de woning “voor een prikkie” gekocht van de Rijksdienst. De Bag geeft aan dat het  huis aan de Socrateslaan in 1935 gebouwd is. Het geld kwam waarschijnlijk gewoon van een bankrekening. En het tientje van Lieftinck kennen we uit september 1945. Neem aan dat de Rijksdienst de herkomst van het geld wel gecontroleerd heeft. Gewoon afkomstig van de verkoop van de chocolafabriek, of te wel Exadé. Helen Driessen: "Het huis in de Socrateslaan moet relatief goedkoop zijn geweest, want het was totaal uitgewoond en bovendien van een NSB-er."
De woning aan de Socrateslaan in Zeist

In 1948 wil de heer Driessen de woning aan de Socrateslaan 9 in Zeist graag uitbreiden.

Hij schrijft zelf twee brieven aan de gemeente Zeist en laat zijn accountant en de NV Exadé ook urgentie brieven schijven. Deze brieven zijn hier als PDF te lezen.

Er is te lezen dat de NV Exadé de opvolger is van de ex-Cacaofabriek A. Driesen.
De eerste brief is van 26-3-1948. Een tweede brief met de boodschap waarom duurt het zo lang, is van 31-3-1948.

De urgentie verklaringen zijn beide van 5 april 1948.

Het is me niet duidelijk waar deze brieven zijn geschreven? Eens uitzoeken of de heer Driessen op dat moment is ingeschreven in de gemeente Zeist?

Hieronder een poging om eens uit te zoeken waneer de heer Driessen waar woont.
Uit het dagboek:
:"Reeds 22 Mei '45 vlak na mijn bezoek aan Doorwerth kort na de Bevrijding, schreef ik een naschrift in de vreugde over de Bevrijding, getemperd door de ellende in het land, werd weggevaagd door mijn persoonlijke ellende. Het was alsof ik geheel ten onder zou gaan en alleen het vrije en ongeschonden Zwitserland, dat mij mijn gehele leven lang zo had aangetrokken, uitkomst kon brengen. Ik werkte een avontuurlijke opzet uit en volvoerde die. Ik vertrok Maandagochtend 18 Juni in een ziekenwagentje achter een tandem met een Rode-Kruis "broeder" en een echte Rode-Kruiszuster. Paspoorten, visa, reisgeld, inreisvergunning in Zwitserland, niets bestond, maar mijn "internationale papieren" waren prachtig en na een voorspoedige reis, grotendeels zelfs per trein, mede mogelijk door buitengewone hulpverlening door de Amerikaanse troepen, stonden wij reeds Zaterdagnacht van 23 op 24 Juni voor de Zwitserse grenzen bij Bazel. Het duurde tot Dinsdagochtend de 26ste, alvorens ik werd toegelaten. En toen lag het Paradijs open! Mijn opzet, tocht en toelating beschreef ik in een afzonderlijk relaas en mijn herinneringen aan mijn verblijf in Zwitserland zijn vastgelegd in afzonderlijke notities. Hier memoreer ik alleen dat ik in het prachtige Sanatorium "les Rives de Prangins" bij Nyon, aan het Meer van Genève, weldra goed bijkwam en verder veel herstel vond te Spiez aan het Meer van Thun, dat van 11 Nov. 45 tot 14 Maart 46. Mamma en Helen overkwamen en wij een rustige winter doorbrachten in een modern verbouwd chalet te Gunten aan het meer, dat ik daarna naar Spiez terugkeerde, als gast bij een lieve doktersfamilie, dat Mama mij eindelijk 9 Oct, "kwam halen" en wij samen een prettige veertien dagen in Zwitserland genoten en op de 23ste October naar Nederland terugvlogen. Onze plannen om met ons hele gezin in Zwitserland te gaan wonen konden niet in vervulling gaan, tengevolge van de rigoureuze deviezenpolitiek in ons land; zelfs voor mij persoonlijk was alleen nog maar aan geld te komen door dat van Zwitserse vrienden te lenen - en dat is iets waarvoor ik zelf, voor ogen de onoverzichtelijke situatie en de strenge verbodsbepalingen grenzen moest stellen."
Helen: "Mijn vader vertrok vlak na de oorlog in een karretje dat door de toekomstige echtgenoot van Wonne, Bert Balledux, met de fiets werd getrokken, naar Zwitserland, zijn gezin in Zeist in de steek latend. Daar nam hij meteen contact op met een rijke Zwitser, eigenaar van wijnplantages, de heer Regez. Omdat mijn vader´s geld door de regering was vastgezet en hij niets naar het buitenland mee kon nemen, leende de heer Regez hem geld (tegen een hoge rente, neem ik aan) en daarvan verbleef hij eerst lange tijd in het duurste hotel van Basel en bouwde toen een chalet in Gunten, waar hij is gaan wonen en nooit meer naar Nederland is teruggekeerd (met uitzondering van sporadische bezoeken). Hij liet mijn moeder geld van de bank halen en dit naar Gunten smokkelen, wat heel gevaarlijk was. Dood zenuwachtig reisde mijn moeder samen met mij en Herman in de trein naar Zwitserland met het geld verstopt in een Chinees beeld. Ik herinner me nu nog hoe nerveus ze was bij iedere paspoort controle als de douane de trein inkwam. Ze zou de gevangenis in zijn gegaan als die dat geld hadden ontdekt. Herman en ik,kinderen, die niet de ernst van de zaak begrepen, maakte grapjes over "Maria" zoals we het beeld hadden gedoopt......"

"Les Rives de Prangins at Nyon near Geneva was Europe's foremost sanatorium for the well-to-do mentally ill. Patients were made to feel like guests in a luxury hotel"
Uit: Nora: The Real Life of Molly Bloom van Brenda Maddox. In feite ligt het in Prangins en het ziekenhuis bestaat nog steeds.
Driessen
uit de Nieuwe Apeldoornse courant van 2 feb 1945

Brief van zoon Theo A. Driessen (1930) (Jagershuis) aan Hans Broekman

Zeist, 9 maart 1945, De Genestetlaan 28

Beste Hans,
  bedankt voor je brief. Zoals je weet wonen we in een eigen huis. Eerst hebben Harrie en ik drie maanden bij andere mensen in gewoond, en nog wel bij twee jongens van onze leeftijd. We hadden het daar heel goed en Yvonne en Madelein die naast ons woonden ook, maar door de voedselnood moesten zij er weg, Nu werken zij als leerling verpleegster op het sanatorium te Zeist. Daarna moesten ook wij weg en nu zijn de jongens waarbij we in huis waren naar Brummen vertrokken. Wij wonen nu al vier weken bij Vader en Moeder en Hellen. Het eten van de gaarkeuken is slecht, meestal naamloos, er zitten vaak suikerbieten in, maar Harrie, Hellen en ik mogen om de beurt bij een kruidenier op het Rijks Opvoedings Gesticht eten, zodat Vader en Moeder tenminste meer clan een halve liter hebben waardoor we meestal aardappelen koken op de kachel in de kamer. Meestal hakken Harrie en ik 's morgens hout en 's middags staan we voor een brood wel twee uur in de rij. Dus tijd voor leren blijft er met over, wel heeft Yvonne me twee weken les in Latijn gegeven, maar dit kan nu ook met meer. Vlak bij het Sanatorium zijn bommen gevallen, men zegt op V-1 stellingen. Er zijn veel ruiten kapot en de tuinman is dood. Verleden week ben ik met Moeder naar Nijkerk geweest waar aardappels stonden, die moeder daarvoor in Nunspeet bij de Van Vlotensheeft gehaald en in Nijkerk, omdat de holle-bolle-wagen, waarmee we gevlucht zijn niet zoveel dragen kon, heeft achtergelaten. Meneer van Vloten heeft ze van over de IJssel gehaald met een wagen. Zij hebben hun koeien en varkens in Heelsum achter moeten laten en zijn met paard en wagen gevlucht. Ik slaap nog in ons oude tehuis omdat we geen bedden genoeg hebben. We wonen in een heel klein huis, wel een heel verschil met het Jagershuis. ~Madelein is met de kerstdagen in Doorwerth geweest, toen ze in de buurt van ons huis kwam moest ze tussen twee touwen lopen, omdat er overal tussen het puin en onder de blaren landmijnen lagen. Ze is er weer vlug weggegaan, want er kwamen nog altijd veel granaten neer, waarvoor de Duitsers lagen ingegraven. Van ons huis stond niets meer, alleen nog de schoorsteen van de olieverwarming. Vier dagen na de landing, toen het bij ons huis weer Duits was, werden wij beschuldigd voor het bezitten van een zendapparaat, waarmee we de Engelsen inlichtingen hadden gedaan omtrent de stellingen der Duitsers. Toen is het huis doorzocht en hebben ze tegen Madelein gezegd, dat als we het niet vlug bekenden, dat dan het huis in brand werd gestoken en dat wij allemaal werden doodgeschoten. Autolampjes van mij zagen ze aan voor radiolampen en een taalschrift van Harris vonden ze ook verdacht en de oliestoker voor het eigenlijke zendapparaat. Vader moest midden onder het hevig tumult der granaten gaan orgelspelen, want het orgel vonden ze ook verdacht. 's Middags zouden ze terug komen, wat gelukkig met gebeurde. Later hoorden we waar het werkelijk was gevonden. De dag daarop zagen we hoe het veerhuis en ook de steenfabriek in brand werden geschoten.
Op een avond na een zwaar bombardement moesten we ons huis uit. De commandant beloofde Vader dat er niets zou worden gestolen en dat we de volgende morgen terug mochten komen om zoveel mogelijk te halen. Toen zijn we met het karretje naar onze buren, de Van Nispens die boven aan de Italiaanseweg woonden, gegaan, waar we die nacht op stoelen in de kelder hebben geslapen. De volgende morgen toen we terug kwamen was alles gestolen. De mooie tapijten waren versneden en voor verduistering gebruikt. Twee soldaten zouden het grote schilderij in de garage zetten, wat niet gebeurde. Uit de garage was de auto gesleept en overal lagen gewonden op onze matrassen en dekens. Het dak van de zaal was kapot. Toen vader zich beklaagde was het antwoord dat andere soldaten die nacht in het huis waren geweest. Toen we later terug kwamen hadden granaten overal het huis vernield zelfs de pomp die toen hard nodig was. Een Duitse vlag hing boven de voordeur. Die week bleven we bij de van Nispens om nog zoveel mogelijk te redden. We aten meestal wat droge Engelse cakes, afkomstig van Engelse parachutes, Ook haalden we batterijen voor verlichting van de grote blikken trommels. Eens op een morgen toen er aldoor granaten door de lucht suisden, sloegen er vlakbij twee granaten in op geen tien meter afstand. We renden naar binnen, iemand had een scherf in de schouder, die er gelukkig weer is uitgekaatst, bij mij zat een scherfje in de mouw van mijn jas. Er was bij ons voor 5000 man eten gevallen, allemaal in Duitse handen. Uit een vliegtuig kwamen 25 parachutes. Op een middag zagen we op de plek van ons huis allemaal vlammen en rook opstijgen boven de bomen. Op een half verbrand papier van een brief stond "Jagershuis te Doorwerth". Het was dus ongetwijfeld ons huis. De volgende dag zijn we met het karretje en de kinderwagen gevlucht, de fietsen waren al lang van te voren gevorderd. De parkietjes en de poezen moesten we achterlaten, maar die kregen stukjes brood van de Duitsers. Flapje heeft tot Ede meegelopen, waar hij is achtergebleven. In Ede sliepen wij bij ons dienstmeisje. De volgende dag zijn we naar Zeist gereden op een wagen. Toen Madelein de nacht, op haar terugweg, bij hetzelfde dienstmeisje sliep, en er weer V-I's overkwamen hoorde ze hoe bij een de motor afsloeg. Ze kroop onder de dekens, even later een zware slag en een muur van het huis stortte in. Toen ze weer keek lagen op haar bed en op de vloer overal brokken steen en scherven glas. Ze kwam met Flap thuis, omdat die zo mager was geworden.

Vanmorgen kwam je tweede brief en ook die van Henk. Wil je Henk ook bedanken? Wat een aardige brieven die jullie mij schreven en wat prettig dat je vader en moeder en jullie vieren het goed maakt. Jullie hebt ook heel wat doorgemaakt. Ik heb je brieven telkens weer herlezen. Leuk dat je een annonce plaatste om mijn adres te vinden. De oorlog loopt nu toch wel ten einde, en dan zien wij elkander weer.

Nu dag Hans, wit je de groeten doen aan je ouders en broertjes.

Veel groeten van   Theo

Bron
CCI120716_0018 CCI120716_0019
Enkele aantekening van de heer Driessen dd 1955:
De lage prijzen van vlak voor de oorlog.
Nihil                            356.000  Woonhuis: 1930/44
                        F. 205.000   Schend(?)     6
boedel    1930/40  F.172.000   SSC            12.500
   Bos (?)      1944      F 138.000    Bij dr/Moret   89-500
   Totaal                     F 525.000        -            159.000
En op het einde: "Wat zeggen de Heren Moret eigenlijk van deze zaak?"
En op de andere kant: "Ik verzoek vriendelijk alles wat maar enigszins kan, te doen om de liquidatie te bevorderen: balans, belasting in 1956."
Folow the Money.
Er stond in 1944 geld op de bank dat nog over was van de verkoop van de fabriek aan Kwatta. Dat geld zal ook naar de andere aandeelhouders zijn gegaan en een gedeelte van dat geld stond op naam van Exadé, zijnde een beleggingsmaatschappij. Ook op de bank stond het weinige geld dat hij voor de confiscatie van Wahlhalde had ontvangen van de Duitsers.

Over hoeveel geld praat je dan? Geen idee. De A. Driessen fabriek zal niet te veel hebben opgebracht. Het was een kwijnend bedrijf. En Kwatta heeft er ook nooit chocola gemaakt. Daar ging het hun niet om. Ze maakten wel chocola onder de naam van Driessen. Vergroten van een marktaandeel. Dat was het doel van Kwatta. En wat is dat waard. Het ging Kwatta ook niet om het pand van de fabriek. De gebouwen van de fabriek in Rotterdam hebben leeggestaan en zijn tot aan de afbraak rond 1974 veelal verhuurd geweest.

Welke banken, in het dagboek worden genoemd:
Wat er in een safeloket van de Ned. Handel Mij. Agentschap te Arnhem bleek er na de oorlog nog te zijn. Waarschijnlijk geen geld, maar wel paperassen.
De documenten van Exadé waren opgeborgen in een safeloket bij de Ned. Handel Mij. Agentschap Rotterdam.
Stukken van Th. H. Driessen in Open-Bewaargeving bij de Ned. Handel Mij. Agentschap Arnhem en Amsterdamsche Bank, Bijbank Rotterdam.
Effecten waren ondergebracht bij de Bankrelaties, Mantels en Bladen gesplitst over Hoofd- en Bijkantoren: De Stukken van Exadé in Open-Bewaargeving bij de Ned. Handel Mij. Agentschap Rotterdam de Stukken van Th. H. Driessen in Open-Bewaargaving bij de Ned. Handel Mij. Agentschap Arnhem en Amsterdamsche Bank, Bijbank Rotterdam.
Er waren drie zakelijke bankrekeningen, onder de namen: Th. H. Driessen, Exadé, A. C. Driessen. Er waren privé rekeningen onder de naam  van Exadé en op de naam van Driessen zelf.

Er was een safeloket bij de Ned .Handel Mij. te Zeist.

Er waren enkele stukken in de kluis van de Nispens op “Jacoher”. Bleken verdwenen in mei 1945. De safe was geforceerd.

Er was een kist met papieren ingegraven voor 17 september 1944 in het bos achter het Jagershuis. Terug gevonden met inhoud in aanwezigheid van Dirk van Grol. Hij was de tuinman van Driessen en woonde op de Fonteilallee 5, tussen het Jagershuis en voorraadschuur van het kasteel, achter De Zalmen.

Het Landgoed het Jagershuis bestond formeel uit twee gedeelten. Een westelijk gedeelte met het Jagershuis en directe omgeving (kavel  Doorwerth C 1247) was in eigendom van Driessen. Een oostelijk gedeelte (kavel Doorwerth C 1363 en 1365) was in eigendom van de Stichting Doorwerth. Vruchtgebruiker daarvan was weer de heer Driessen.
Er is in het dagboek nog sprake van de Curatele en Erfenis van Jolly. Niet verder uitgezocht.

In het dagboek worden vermeld: Zwitsersche Beleggingen.

Mogelijke notarissen zijn: van Meurs, Bos., Coster; Mr. Blom; Houtzagers; Prakken. Accountants: Zegwaart; Dubbelman; Moret. Stukken van één notaris in één jaar zijn best uit te zoeken. Maar alle notarissen tussen 1919 en 1955, niet gedaan.

De heer Driessen had in Oosterbeek meerdere woningen. Waarschijnlijk voor de verhuur, belegging. In het dagboek wordt oa vermeldt: Wolzak, Vlasveld. Blokken, panden en alleenstaande huisjes te Oosterbeek. Niet verder uitgezocht.




Hoe groot is nu de geleden schade? Driessen zelf heeft er veel over geschreven in zijn dagboek. Op zoek naar de schade aan het Jagershuis, de brief hiernaast.
De ondertekening van de brief is ook bijzonder!
Het antwoord van het Ministerie dd: 20 november 1947 is duidelijk "het pand komt niet voor op de voorlopige lijst der Nederlandse Monumenten".
Misschien dat Driessen zich heeft vergist. Het Jagershuis was geen monument, maar de drieluik van d' Oggiono wel. (zie hieronder).
Driessen Jagerhuis Doorwerth, bron: GA
Uit E.J. Demoed; pagina 161:  Jammer is de grote schade, welke ten gevolge van de oorlogshandelingen niet alleen aan het kasteel, maar ook aan de gehele Fonteinallee aangericht is. De meeste van de tegenover het kasteel staande woningen zijn toen verwoest. Waarvan ik met name noem het voormalige Jachthuis (1643) en de bekende uitspanning de Zalmen. Ook het zogenaamde Jagershuis en het Berghuis onderaan de Italiaanseweg en eigendom van de chocolade-fabrikant Driessen, gingen verloren.
Met de benoeming van het Jachthuis, maakt Demoed misscien een vergissing. Waarschijn bedoeld Demoed het Jachthuis, de oude toegangspoort van het Kasteel. Klik op de link en lees meer over de voorpoort.

In het dagboek becijfert de heer Driessen zelf zijn schade: (zie p. 12 en 13 van de bijlage Relaas Staat van Zaken, dd 1 februari 1945):
I. - Opstallen, f164.210,-. Inventaris, f 161.764,- en Orgel, f 30.000,- alles volgens een uitgebrachte taxatie
II - Terrein en Bosschen, f 87.350,- aangifte (nog geen taxatie)
Ten opzichte van I hebben de Molestmaatschappijen de volgende bedragen als basis hunner vergoedingen erkend: Opstallen, totaal dus f 125.000,-
Inventaris f 100.000,- (becijferd op f 99.170,- i.v. met geredde kleeren)
Orgel f 30.000,-
De waarde van de verzekerde bedragen was lager, opstallen: hfl100,000. Inventaris hfl100.000, en het orgel voor hfl30.000,=. Vandaar de lagere vaststelling door de verzekeringsmaatschappijen.

Na de oorlog verklaart waarnemend burgermeester Mr. Jan ter Horst al op 10
augustus 1945 dat de familie Driessen 'ten gevolge van oorlogshandelingen in september 1944 al haar goederen heeft verloren'.

Het relaas van de vernielingen eindigt eind mei 1945. De bijlage "Staat en Oorlogsslachtoffer" is niet gedateerd. Een Nota omtrent het Regeringbeleid uit december 1945 wordt aangehaald. De laatste bijlage is gedateerd op 15 november 1945. Het is Driessen dan nog niet duidelijk hoe zijn schade, en door wie, vergoed zal worden.
Th. Driessen heeft de Doorwerthse bezittingen ondergebracht in de Stichting Doorwerth. De Stichting Doorwerth kent slechts één vruchtgebruiker en bestuurslid: Th.H. Driessen. Na de oorlog wordt conform de artikelen 11 en 12 van de Wet op Materiële Oorlogsschaden (uit 1950) de schade van Driessen bepaald op hfl60.000,=. Een gedeelte daarvan, te weten hfl48.000 wordt uitbetaald door het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting aan de heer Th. Driessen. Dit is kennelijk de vergoeding voor het Jagershuis en het Berghuis zelf.

Het is me nog niet duidelijk of de Molestverzekeringsmaatschappijen een vergoeding hebben betaald.

Op 2 februari 1955 wordt het landgoed 'Het Jagershuis' verkocht aan 'Het Geldersch Landschap' voor een bedrag van Fl. 50.000,-. Niet verkocht wordt de kavel van het Berghuis. De familie Driessen houdt zich het recht van opstal voor om op de plaats van het voormalige 'Berghuis', kadastraal nummer sectie C no.1248, één woonhuis te bouwen met een inhoud van maximaal 500 m3. Herbouw heeft echter nooit plaatsgevonden.

Of de (molest)verzekeringen hebben uitbetaald? Heb er niet naar gezocht. In ieder geval was er sprake van een onderverzekering.

Op 30 augustus 1955 verkoopt de Stichting Doorwerth bij notaris Houtzagers te Oosterbeek de herbouwrechten (claims) van de kavel aan de Fonteinallee 3 te Doorwerth, kadastraal bekend als Doorwerth C 1247 (1248 wordt niet genoemd). Verkocht wordt de kavel van het Berghuis à hfl 3.700,= en de kavel van het Jagershuis á hfl 8.300,=. De koper is Coendert Jochem Frederiks, een aannemer uit Oosterbeek. De twee genoemde bedragen zijn samen de vastgestelde oorlogsschade. Dat de kavel van het Berghuis (1248) niet wordt genoemd, komt door een bijzondere bepaling in het verkoopcontract van 2 februari 1955. Daar mag wel herbouw wel plaats vinden. De kavel zelf wordt niet verkocht, wel de herbouwrechten.
De familie Driessen is op zoek naar een drieluik van d' Oggiono. De foto hiernaast is genomen van een ingelijste foto van het origineel. Omdat de inlijsting in een ver verleden is gedaan en die foto al tekenen van veroudering vertoont, is deze foto niet uit de lijst gehaald.

Het origineel van Marco d' Oggiono (een leerling van  Leonardo da Vinci), heet Purificatio Mariae. De maten zijn  280,00 cm  bij 160,00 cm, nog al fors dus. Felle heldere kleuren, veel rood en blauw. Gemaakt tussen 1501 en 1525. Het schilderij is waarschijnlijk door Driessen gekocht bij Galerie Voltare in Florence, Italië. Na aankoop is het drieluik gecertificeerd door Marco Salini, en in Nederland gekenmerkt met nummer 7619.

Na de oorlog heeft de heer Driessen zelf onderzoek gedaan naar het drieluik. Er is in de resten van het Jagershuis (vrijwel geheel van hout, op fundamenten, schoorstenen en enkele vloeren na) gezocht naar restanten van het schilderij, mocht dat op 2 oktober 1944 met het finale uitbranden van het Jagershuis verloren zijn gegaan. Gedeelten van de lijst, het ophangmateriaal e.d. zou zeker terug gevonden zijn. Aangenomen wordt dat het schilderij door Duitsers is mee genomen. De Duiters gebruikten van alles uit het Jagershuis: dikke wollen slaapsokken, flesjes 4711,  mooie Perzische kleedjes reeds keurig opgerold met een touwtje erom. Op maandagochtend 25 september is de triptiek nog aanwezig in de muziekzaal. Dinsdag is het Jagershuis wegens oorlogshandelingen niet te bereiken. Op woensdag 26 september wordt het Jagershuis weer bezocht. De muziekzaal mag dan niet meer betreden worden. Op donderdagochtend 28 september wil Driessen zonder toestemming alsnog weer het Jagershuis bezoeken. Verder dan de eetkamer komt hij niet. Hij wordt door de Duitsers tegengehouden en weer weggestuurd. Er is niets meer te redden en of de triptiek er nog hangt?

In de gevacueerde gebieden: Arnhem, Oosterbeek, Doorwerth, Renkum tot en met Wageningen, werd elke woning systematisch door Duitsers (en Nederlanders) leeg geroofd. Lees Lou de Jong: Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog 1939-1945, Deel 10,  b, de eerste  helft, pagina 71 e.v.

Gedurende de periode van de herfst 1944 tot mei 1945 gaat het “Feldwirtschaftskommando 10" Nederland leegschrapen.

Hier een vergelijkbare triptiek, wel veel kleiner en zonder lijst. Om een indruk van kwaliteit en kleuren te krijgen.
De heer Driessen, had zijn kunstcollectie aangemeld bij Inspectie Kunstbescherming. Dan zou daar ook een waarde bekend moeten zijn. Dan zou er daar misschien ook een betere foto van het drieluik kunnen zijn?

DSC_1449kopieE

Het drieluik is gewoon in kleur geweest. Kijk eens naar de kleuren die Marco d' Oggiono normaal gebruikte. https://commons.wikimedia.org/wiki/Category:Paintings_by_Marco_d'Oggiono
https://www.settemuse.it/arte_bio_D/d_oggiono_marco.htm
https://www.wikiwand.com/it/Nozze_di_Cana_(Marco_d%27Oggiono)
In Gent hangt "Het Lam Gods" van de gebroeders Van Eyck. De heer Driessen zelf, vond zijn drieluik van een vergelijkbare kwaliteit !!!
CCI120716_0020 CCI120716_0022
Wat is er nu gebeurd met de kunst in het Jagershuis.

De heer Driessen schrijft zelf in het dagboek:
"RELAAS   staat van zaken - 1 Febr. 1945 - Het zg. "Jagershuis" is een groote bezitting, gelegen op den beboschten heuvelrand langs den Rijn, dicht bij het Kasteel Doorwerth (halverwege Oosterbeek-Heelsum, Gemeente Renkum), Het huis was een door mijzelf gebouwd vierdeelig complex van bijzondere bouworde en bevatte een groot ingebouwd pijporgel en vele objecten van kunst en wetenschap.  Het stond onder Kunstbescherming van den Nederlandschen Staat (No 7619) en was verzekerd voor een courante waarde van fl.255.000,- zoowel tegen brand- als tegen molestschade".

Dochter Helen Driessen schrijft in 2011:
"After the war, and until his death, my father claimed and searched for his possessions. Unfortunately, these being protected by the Dutch Government, he never had them insured and so there does not exist a detailed description of them".
Wat, wie is de Kunstbescherming van den Nederlandschen Staat:

Uit een 2021 Oorlog in Arcadië publicatie: 
"Dit was niet het geval met het Jagershuis te Doorwerth. Eigenaar van het Jagershuis, meneer Driessen, had zijn kunstcollectie ondergebracht bij de Inspectie Kunstbescherming, maar had zijn collectie zelf aangelegd. Het Jagershuis is compleet verwoest en de familie heeft hierna nog tussen het puin gezocht, maar kon niets terugvinden van de kunstwerken. Ook heeft meneer Driessen een vrachtwagen zien wegrijden vanaf het Jagershuis tijdens de vordering waar waarschijnlijk de kunstwerken in zaten/ Een van de kostbaarste stukken in bezit van de familie was de triptiek “Purificatio Mariae” van Marco D’Oggiono, een leerling van Leonardo Da Vinci. Theo Driessen en zijn oudste dochters hebben na de oorlog geprobeerd restitutie te krijgen voor de gestolen kunst en het geprobeerd terug te vinden. Dit was tevergeefs'.
Hoe is dit nu te lezen? Kunstbescherming is letterlijk te lezen. Kunst werd op lokatie bescherm of indien mogelijk opgeslagen in een daartoe aangewezen depot. Een lokatie die men veilig achtte.

Heeft de heer Driessen een vrachtwagen zien wegrijden? In het dagboek wordt dit niet genoemd.

Misschien is het woordje NIET weggevallen: Eigenaar van het Jagershuis, meneer Driessen, had zijn kunstcollectie NIET ondergebracht bij de Inspectie Kunstbescherming, maar had zijn collectie zelf aangelegd.

Het onderzoek naar Oorlog in Arcadie loopt nog.
Akte van verkoop Landgoed “Het Jagershuis” aan het “Geldersch Landschap”.

Heden de tweede Februari negentienhonderd vijf en vijftig verschenen voor mij, Anton Prakken, notaris ter standplaats Arnhem:
1    de heer Mr. G.A.H. B., jurist, wonende te Arnhem,
volgens zijn verklaring ten deze handelende als lasthebber van
a de heer Theodoor Herman Driessen ....
b Mevrouw Charlotte Anne Agnes Lesturgeon ......
2    de Hoogwelgeboren Heer Mr. Schelte Baron van Heemstra, Oud-Commissaris der Koningin in de provincie Gelderland, wonende te Arnhem, ......

De comparanten verklaren dat deze overeenkomst van verkoop en koop is aangegaan voor een KOOPSOM van VIJFTIG DUIZEND GULDEN (f 50.000,–) welke koopsom .......

6    Verkopers bepalen bij deze dat op het verkochte nimmermeer zal worden gebouwd.
Teneinde te bereiken, dat het vorenstaande wordt nageleefd, wordt het volgende overeengekomen inhoudende verplichtingen die voor de huidige koopster, de Stichting "het Geldersch Landschap" gelden en die (als kettingbeding) moeten worden opgenomen in alle opvolgende titels van aankomst, opdat ook de opvolgers op gelijke wijze gebonden zullen zijn - te weten:
ieder, die door koop (en levering) of langs andere weg eigenaar of beperkt zakelijk gerechtigde van het geheel of een deel van het hiervoor gemelde bij deze verkochte onroerend goed wordt is op verbeurte van een boete van f 100.00,-- voor iedere overtreding telkens ten behoeve van verkopers of hun erfgenamen verschuldigd, te verbeuren onmiddellijk nadat door hem gehandeld wordt in strijd met het hierna sub a en b bepaalde gehouden:
a    geen opstallen van welke aard dan ook, te stichten op de percelen Gemeente Doorwerth: sectie C, nummers 951, 1248, 1250, 1336, 1613, 1614, 1616, 1247,  1249, 1208, 1363 en 1365.
b    in de titel, waarbij hij - geheel of gedeeltelijk - zijn recht(en) terzake van de gemelde onroerende goederen (of enig deel daarvan), overdraagt,  woordelijk op te nemen
- als verplichtingen voor de verwerver - al hetgeen als kettingbeding in deze akte is opgenomen zodat al het bepaalde, beginnende met "ieder, die..." en doorlopende via het sub a bepaalde tot het thans sub b bepaalde tot de inhoud van die titel zal behoren.
(HB: Hier wordt 1248 (Berghuis) niet genoemd.


Verkoper behoudt zich voor ten behoeve van hem zelf, na zijn overlijden ten behoeve van zijn echtgenote en na zijn en haar  overlijden ten behoeve van zijn afstammelingen in de eerste graad gezamenlijk indien het na te melden woonhuis voor zijn rekening is aanbesteed ten behoeve van zijn afstammelingen van zijn echtgenote in de eerste graad gezamenlijk indien het na te melden woonhuis voor haar rekening is aanbesteed en wel gedurende het leven van de langstlevende hunner, het recht van opstal op het bij deze. verkochte kadastrale perceel nummer 1248 onder de opschortende voorwaarde dat door verkoper of zijn echtgenote het bouwen van de hierna bedoelde woning op laatst genoemd perceel is aanbesteed.

Indien van gezamenlijke opstalhouders twee of meer het perceel willen bewonen  eventueel met hun gezin, gaat de oudste in jaren voor.

Geen andere gebouwen, werken of beplantingen mogen op de grond worden gesticht, gemaakt of geplant dan één woonhuis met een inhoud van ongeveer 500 m3 en wel ter plaatse van de door oorlogsgeweld verwoeste woning “Het Berghuis" of in de onmiddellijk omgeving daarvan.

 een monument voor het Jagershuis

Verkort, niet compleet.

Verkoop herbouw rechten.

Op 30 augustus 1955 verkoopt de Stichting Doorwerth bij notaris Houtzagers te Oosterbeek de herbouwrechten (claims) van de kavel aan de Fonteinallee 3 te Doorwerth, kadastraal bekend als Doorwerth C 1247 (1248 wordt niet genoemd). Verkocht wordt de kavel van het Berghuis à hfl 3.700,= en de kavel van het Jagershuis á hfl 8.300,=. De koper is Coendert Jochem Frederiks, een aannemer uit Oosterbeek. De twee genoemde  bedragen zijn samen de vastgestelde oorlogsschade. Dat de kavel van het Berghuis (1248) niet wordt genoemd, komt door een bijzonder bepaling in het verkoopcontract van 2 februari 1955. Daar mag wel herbouw wel plaats vinden.
Bezittingen:

Opstallen, f164.210,-.
Inventaris, f 161.764,-
Orgel, f 30.000,-

Terrein en bos, f 87.350,-

Effecten, gelden op bankrekeningen, overige onroerende goederen.
Villa Wahlhalde.

Niet duidelijk is of het drieluik van  van Marco d' Oggiono in de inventaris is opgenomen.
Uitbetaald door de verzekeringen ?? Gezien de onderverzekering hooguit ongeveer f122.700,=

Na de oorlog wordt conform de artikelen 11 en 12 van de Wet op Materiële Oorlogsschaden (uit 1950) de schade van Driessen bepaald op f 60.000,=. Een gedeelte daarvan, te weten f 48.000 wordt uitbetaald door het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting.

 Frederiks betaald:
Herbouwrechten voor het Berghuis f 3.700,-
Herbouwrechten voor het Jagershuis f 8.300,-
Samen de vastgestelde schade á f 60.000,-
Aankoop landgoed door het Gelders Landschap f 50.000,-

Villa Wahlhalde in Duitsland is rond 1933 geconfisceerd en er was een lage financiële vergoedening.
Wanneer woont dhr. Driessen waar?

nog verder uitzoeken, indien mogelijk?

Er waren drie evacuatie adressen in Zeist, de meisjes en de jongens apart (beiden op de Sproncklaan) en Driessen zelf woonde vanaf ongeveer 5 oktober 1944 op de Genestetlaan 28 in Zeist.

Vanaf eind mei 1945 woont het hele gezin op de Socrateslaan 9 in Zeist.

Vanaf 18 juni 1945 verblijft de heer Driessen in het Sanatorium "les Rives de Prangins" bij Nyon, aan het Meer van Genève, Zwitserland. Hij verbleef hier tot 23 oktober 1945.

Aansluitend naar Spiez aan het meer van Thun, bij een doktersfamilie.

"Hier memoreer ik alleen dat ik in het prachtige Sanatorium ” les Rives de Prangins” bij Nyon, aan het Meer van Genève. Weldra goed bijkwam en verder veel herstel vond te Spiez aan het Meer van Thun, dat van 11 Nov. `45 tot 14 Maart `46 Mamma en Helen overkwamen en wij een rustige winter doorbrachten in een modem verbouwd chalet te Gunten aan het meer, dat ik daarna naar Spiez terugkeerde, als gast bij een lieve doktersfamilie, dat Mamma mij eindelijk 9 Oct, “kwam halen” en wij samen een prettige veertien dagen in Zwitserland genoten en op de 23 ste October naar Nederland terugvlogen" Uit het dagboek.

Dagboek: "Zo ben ik na ruim 16 maanden ononderbroken afwezigheid weder in het land terug". Of te wel zo rond oktober 1946.

Op 15 november 1946 schrijft de heer Driessen in het dagboek op pagina 140:
Jagershuis

Daarna naar Wenen, Oostenrijk, terug naar een Ziekenhuis in Utrecht.

Helen: "Daar nam hij meteen contact op met een rijke Zwitser, eigenaar van wijnplantages, de heer Regez. Omdat mijn vader´s geld door de regering was vastgezet en hij niets naar het buitenland mee kon nemen, leende de heer Regez hem geld en daarvan verbleef hij eerst lange tijd in het duurste hotel van Basel en bouwde toen een chalet in Gunten, waar hij is gaan wonen en nooit meer naar Nederland is teruggekeerd (met uitzondering van sporadische bezoeken)".

Daarna een vertrek naar Spiez, Gunten, Spiez, daarna weer naar Gunten: Chalet Regez.

Jagershuis

De heer Driessen is na de oorlog vrijwel steeds in Zwitserland.
Direct na de oorlog bezoekt het de restanten van het Jagerhuis en is zijn schaduw vermoedelijk te zien op een foto.

Het ziekenhuis in Oostenrijk en aansluitend bezoek aan Utrecht en misschien Zeist zal zo rond begin 1947 geweest zijn.
Er blijven veel vragen open. Heeft u aanvullingen, opmerkingen, ansichtkaarten of foto's, graag.

mail adres
bronnen: de gelden van de Wederopbouw zijn nagekeken bij het Gelders Archief.
de kadasterkaarten zijn nagekeken in de Archief viewer van het Kadaster in het Gelders Archief