bevrijding van de Veluwezoom
Hans Braakhuis  2021, bijgewerkt in april 2024
Eerder gepubliceerd in de Echos's van zes dorpen, Oud Renkum, HGR:
Inleiding
Veel plaatsen weten hoe ze in 1944 of 1945 bevrijd zijn. Over de bevrijding van de gemeente Renkum is weinig bekend. Na de evacuatie in september, oktober 1944 zijn er vrijwel geen mensen achtergebleven, die als ooggetuigen verslag hadden kunnen doen. Er waren voor de Duitsers verschillende redenen om de bevolking van de Veluwezoom te evacueren. De officiële reden was om de bevolking te beschermen tegen het oorlogsgeweld. Een andere reden was echter dat de Duitsers verwachtten dat de slag om de Rijn nog lang niet was afgelopen. Burgers zouden in de ogen van de Duitsers in het beste geval in de weg lopen, en in het slechtste geval de geallieerden helpen bij hun opmars.

Het begin van de bevrijding van de rest van Nederland, begint in Limburg en Gelderland, waarbij Amerikanen, Engelsen en Canadezen te Rijn over willen. In de winter van 1944 is de Rijn buiten haar oevers, en dat maakt een oversteek moeilijker. In maart zakt het water, het moet er dan toch maar eens van komen. De winter is gebruikt om de bevoorrading en manschappen op peil te brengen. De haven van Antwerpen kon na 28 november 1944 gebruikt worden. De brug bij Remagen werd op 7 maart 1945 door soldaten van de Amerikaanse 9e pantserdivisie ingenomen.

Voor de Veluwezoom is de operatie Veritable van belang, een idee van de Britse 21ste Legergroep onder leiding van veldmaarschalk Montgomery. Een onderdeel van de poging om het gebied tussen Limburg en de Rijn te bevrijden. Veritable vond plaats tussen 8 februari en 11 maart 1945. Er nemen meer dan 300.000 Britse, Canadese en Poolse militairen deel. Drie keer meer soldaten dan bij de eerdere poging om de brug bij Arnhem in handen te krijgen. En aanzienlijk beter uitgerust.
 
Een onderdeel van de 21ste Legergroep is de Britse 49ste Infanteriedivisie de "Polar Bear Division". Zij zijn van belang bij de bevrijding van Arnhem. Er waren ook Canadezen ingedeeld bij de Polar Bear Divisie.

Het 1ste Canadese leger korps werd januari en februari 1945 betrokken in de bevrijding van de rest van Nederland. Ze zijn betrokken bij de bevrijding van Den Bosch, Ede, Rheden, Veenendaal, Rozendaal, Utrecht en Hilversum. De Divisie speelde in maart april ook een humanitaire rol in de voedselvoorziening voor de uitgehongerde bevolking van Nederland. Er waren Engelsen ingedeeld bij de Canadezen.
 Duitsers waren eind 1944 nog steeds aanwezig op Nol in 't Bos. Pas eind februari 1945, nadat ze de Hartense weg en de lanen van O.N.O. ondermijnd hadden, trokken ze terug tot achter de blindenstichting in Bennekom". Bron: G.J. Peelen in de Zwerver, 2 november 1946, bron: Zwerver
The Island
Ten zuiden van Arnhem en de Neder-Rijn ontstond in het najaar van 1944 een beetje verwarde militaire situatie. De Amerikanen zaten in Nijmegen. De Duitsers in Arnhem. Daar tussenin lag wat de geallieerden ‘The Island’ noemden: het gebied tussen de Waal en de Rijn.
In dat gebied controleerden de Duitsers Elden, Malburgen en Huissen. Poolse- en later Amerikaanse- en nog later Britse troepen zaten in Driel, Elst en Bemmel. Gedurende de hele herfst en winter van 1944 vonden er over en weer schermutselingen plaats. Het kwam regelmatig voor dat een geallieerde patrouille stuitte op een Duitse patrouille, waarna het tot een vuurgevecht kwam.

Om de geallieerden verder dwars te zitten, bliezen Duitse troepen op 2 december een gat in de Drielsedijk, de dijk langs de Neder-Rijn bij Elden (Arnhem zuid), waardoor de Betuwe en Overbetuwe voor een deel onder water kwam te staan. Ten zuiden van Elden werd ook de Griftdijk opgeblazen zodat het water verder de Betuwe in stroomde. De Liniedijk bij Ommeren bezweek hierdoor op 6 december en het water liep de Neder-Betuwe in. Het maakte de situatie er niet beter op. De Betuwe werd een manneneiland. Boeren en oudste zonen mochten blijven voor de verzorging van de koeien. Ook het gebied rond Nijmegen, Emmerich, Kleve en Rees kwam onder water te staan.

De geallieerden trekken door de Betuwe, en schieten op Duitsers die zich ingraven op de Doorwerthse stuwwal. De Veluwezoom wordt frontgebied. Van Arnhem tot Tiel wordt elk hoog gebouw van waaruit Duitsers zicht zouden kunnen hebben op de Betuwe, kapot geschoten. In Tiel is de grootste schade qua schade aan gebouwen. In de gemeente Renkum blijft er geen gebouw op de stuwwal met uitzicht op de Betuwe staan.
Tiel
Middels de BAG is deze schermprint gemaakt. Met de zwarte rand is de nieuwbouw na 1945 tot 2023 te zien
Vervolg

In februari 1945 was het Duitse leger nog niet verslagen. De Rijn vormde de laatste verdedigingslinie van de Duitsers en de geallieerden wisten dat het breken van die linie geen eenvoudige opgave was. En de uiterwaarden van de Rijn stonden op dat moment onder water.

8 februari 1945: Bijna een half miljoen geallieerde soldaten staan paraat. Zij willen vanuit Malden via Duitsland de Rijn oversteken, om zo door te trekken naar Nederland. De Duitsers steken hier een stokje voor en blazen ruim veertig bruggen op.

De geallieerden, het Britse 2de leger met Dempsey, het Canadese 1ste leger met Crerar en de Poolse 1ste Pantserdivisie trekken op naar Duitsland. De Canadezen wonnen de strijd in het Reichswald. De codenaam hier voor was Veritable. Aan Operatie Veritable nemen meer dan 300.000 militairen deel. De geallieerden verloren 23.000 mannen in het Reichswald, aan Duitse kant kwamen er 38.000 soldaten om.

Op 23 februari kon het Amerikaanse negende leger de Roer oversteken.
Plunder
In de nacht van 23 op 24 maart 1945 begon Operatie Plunder met de oversteek door amfibische pantservoertuigen van het Britse Tweede Leger over een 20 kilometer breed front. Het Britse 51ste Highland Division nam hierin de leiding bij de oversteek over de Rijn bij Rees in de buurt van Emmerich. Dezelfde dag nog, 24 maart 1945, wordt de Nederlandse grens bereikt.
Tactiek

Nederland werd bevrijd worden door meerdere aanvalslijnen te trekken vanuit de Achterhoek, om zodoende de grote Duitse legermacht in het westen van ons land te isoleren. Door die aanvalslijnen komt er ook een veilige bevoorradingsroute naar het noorden van Duitsland, om de Britse opmars daar te ondersteunen. UItgangspunt van die aanvalslijnen: we laten de Duitsers van de Atlantikwal in West Nederland gewoon zitten. Het zijn er te veel. We isoleren ze van Duitsland. Als de Engelsen (Bremen, Hamburg) en Amerikanen naar Berlijn gaan, hebben we er geen last van.

Er kwam een lijn van Winterswijk (1 april) naar Groningen, via Enschede (1 april), Almelo, Emmen, Veendam en Stadskanaal. Hier was het de 1e Poolse Pantserdivisie die samen met Canadezen optrok. Dezelfde Poolse divisie die daarvoor ook actief was in Breda en Zeeuws Vlaanderen.

Er kwam een lijn Doetinchem (1 april), Doesburg (3 april), Zutphen (6 april), Deventer (10 april) en via Zwolle naar Leeuwarden. Op 8 april 1945 - de Canadezen vechten dan nog in Overijssel en Gelderland - zendt Radio Oranje een speciale boodschap uit voor de Friese ondergrondse: 'De fles is leeg'. Nog geen 36 uur later komt het verzet overal in de provincie massaal in actie. En is Friesland eigenlijk door de Friezen zelf bevrijdt. Leeuwarden bleef gespaard, het verzet kon afspraken maken met de Duitsers. Op zondag 15 april worden de Canadezen in het vrije Leeuwarden onthaald.

Er kwam een lijn Arnhem (14 april), Ede (17 april), naar Harderwijk (18 april). Vanaf deze lijn naar het westen tot aan de Grebbelinie. Ede werd bevrijd door Britse soldaten van het Royal Scots Fuselierregiment.
De Achterhoek

Terwijl het II Canadian Corps de opdracht kreeg om de oostkant van de IJssel tussen Emmerich en Westervoort te zuiveren van Duitse troepen, kreeg de 49ste Division (Polar Bears) de opdracht om ten westen van het Pannerdens Kanaal op te rukken naar de oevers van de Rijn. Een ieder begrijpt dat de Engelsen graag nog één keer naar Arnhem wilden gaan.

Vanuit het Duitse Wesel trekken op 28 maart 1945 drie Britse divisies Nederland in. Daaronder bevinden zich de Guards Armoured- en de 43de Wessex-divisie, die in september 1944 bij Nijmegen en in de Betuwe vochten. De buurtschap Mechelen in de Achterhoek is de eerste Nederlandse plaats die wordt bevrijd op 28 maart 1944. Al snel gevolgd door Dinxperlo en Doetinchem.
Operation Destroyer
De Canadese generaal Crerar besloot tot een aanval in twee delen. Voordat de aanval op Arnhem kon worden ingezet, moest eerst ‘The Island‘ worden gezuiverd van Duitse troepen. Eind maart 1945 hadden de Duitsers nog altijd een bruggenhoofd ten zuiden van de Rijn. Elden, Huissen, Malburgen en Angeren waren in Duitse handen.

De aanval op de Duitse posities aan de zuidkant van de Rijn kreeg de naam Operation Destroyer. De Canadese troepen en de daarbij ingedeelde Britse 49de en 51de divisies de opdracht om vanuit de Betuwe de Rijn ter hoogte van Oosterbeek en Doorwerth over te steken op 2 april 1945.

Het was 3 april 1945 dat het eerste deel van Arnhem werd bevrijd, namelijk Arnhem-Zuid. Toen bestond dit stadsdeel nog niet uit zoveel wijken als nu, het ging om Malburgen, de Praets en Meinerswijk. Op de avond van 3 april, stonden de Polar Bears van de 49de Division op de zuidelijke oprit van de Rijnbrug bij Arnhem. De brug zelf was verwoest en ook een groot gedeelte van Arnhem lag in puin. Het leek vanaf de oprit van de Rijnbrug een eitje om de Rijn over te steken en de verwoeste, lege stad binnen te trekken. Maar de Canadese legerleiding nam geen enkel risico.

Men wilde gebruik maken van de veerstoepen bij Driel en Heteren, je kunt met een amfibische tank zo het water inrijden. Uit geallieerde verkenningen bleek echter dat aan de Renkumse kant veel weerstand verwacht kon worden. Van Arnhem tot achter Wageningen, had de Duitse Organisation Todt (O.T.) vanaf oktober 1944 vele loopgraven, mijnenvelden en andere versterkingen aangelegd. Ook de Grebbelinie werd weer ingericht. In het Renkumse werden de loopgraven gegraven door Nederlandse dwangarbeiders (schanswerkers) die in Huize Mooi-Land, Lager Scharnhorst verbleven, De schanswerkers troffen soms een blikje cola aan in de loopgraaf, als ze die ‘s ochtends weer betraden. Met dank aan de verkenners. Reden voor geen oversteek bij Oosterbeek - Renkum. Crerar besloot tot een aanval op Arnhem vanuit Westervoort over de IJssel. Voor die aanval had de Canadees nog een leuke troef achter de hand. Maar om die troef succesvol uit te kunnen spelen, had hij nog wel wat extra tijd nodig. Daardoor duurde het nog ruim een week voor de aanval op Arnhem, op 12 april 1945, uiteindelijk werd ingezet.
Arnhem-Ede-Otterlo

Op dinsdag 17 april gaat het Britse 49de Reconnaissance corps, in lichte snelle (Humber) pantserwagens, rond de hele omgeving ten noorden en oosten van Arnhem, doorgaans over binnenwegen en vaak voor de hoofdmacht uit. Na de aansluiting in Dieren werden de manschappen van het 146de weer teruggehaald naar Arnhem, waar ze een dag rust kregen om woensdag 18 april naar Wolfheze te vertrekken.
Van hen waren de Canadezen zondag al naar Otterlo doorgestoten, waarbij ze ook een flankbeweging over Oud-Reemst en de Mossel hadden gemaakt.

Achter de Humbers kwam het A-squadron van het Canadese King's Own Calgary Regiment met 14 tanks en 10 tanks met infanterie van de Royal Scots Fusiliers erop; bovendien een bulldozertank, een brugleggertank (om eventuele tankgrachten of beekbeddinkjes te overbruggen) en 4 brencarriers in hun kielzog. Deze aanvalstroep moest de route verder zuiveren van de vijand en Ede-dorp bezetten.
Bij Wolfheze

Het Britse 49de was aangevuld met het Canadese Calgary en Ontario tankbataljon. Op de Amsterdamseweg was ter hoogte van de Wolfhezerweg een door de vijand onverdedigde versperring met bomen op de weg. De bomen werden door de bulldozer opzij geschoven en de Sherman tanks vervolgden hun weg. Na korte tijd werden ze beschoten door een anti-tankkanon dat ter hoogte van de Mechelse kuil was opgesteld. Vier tanks zochten zich met een omtrekkende beweging door het bos behoedzaam een weg naar het geschut. Na een half uur kregen ze het op de korrel en openden het vuur. De geschutsbemanning vluchtte weg onder achterlating van een dode en hun 75 mm kanon.

Na vijf wegversperringen onschadelijk te hebben gemaakt, bereiken de geallieerden rond zeven uur 's avonds restaurant ‘Het Planken Wambuis'.
Ginkel - Ede

Om 8 uur ‘s avonds kon C-squadron haar weg weer vervolgen. Maar aan de rand van de Ginkelse heide werden ze opnieuw beschoten, en nu was het raak. Het eerste schot trof de voorkant van de tank, maar schampte af op de (reserve)rupsbanden die men in die dagen voorop de tanks placht te monteren. Het werd donker en men besloot de opmars af te breken.

Op woensdag 18 april gaat men in een brede linie aan beide zijden van de weg met volle snelheid op de vijand af. Deze kon hen niet zien, want aan de Edese kant was met granaten een rookgordijn gelegd. Voordat de kanonniers van de twee Duitse anti-tankkanonnen die daar waren opgesteld en de weg bestreken, het goed en wel beseften, waren de tanks al bij hen. Ze gaven zich (15 man) direct over. De ongeveer 14 tanks waren nu aan de overkant van de heide, maar daarmee was de toegang over de weg naar Ede nog lang niet vrij. Een tweede squadron tanks had een wegversperring bij de Simon Stevin kazerne opgeruimd. De infanterie was in carriers over de Amsterdamseweg aangerukt, maar de vijand, Nederlandse SS-ers, vuurde met zware wapens en mitrailleurs verwoed vanaf het kazerneterrein en de omgeving op de aanvallers. De opmars stokte, en het duurde nog uren voordat dit sterke verdedigingspunt was doorbroken. Om half tien trachtte de infanterie tevergeefs op te rukken, vanaf half elf beschoten de SS-ers de aanvallers gedurende een half uur lang met kanonnen. Een half uur daarna, half twaalf, brachten de Britten artillerievuur uit op de omgeving, en er vielen ook enkele doden onder de bevolking van Ede. De definitieve aanval was daarmee ingeluid. Onder dekking van het granaatvuur drongen tanks over de heuvel door tot op het kazerneterrein, en al vurend reden ze op de muren van de barakken in, waarna vlammenwerpers (Wasp-carriers) de kazerne even later in lichterlaaie zette. Ook de schuttersputten werden bij die rush met brandende benzine tot zwijgen gebracht. Hoewel enkele mitrailleurs tot het allerlaatste moment doorvuurden, moesten de verdedigers het afleggen tegen zoveel geweld, en gingen op de vlucht.
Hoofdbewegingen Arnhem-Wageningen-Grebbe
De operatie "Dutch Cleanser" (Zuivering Holland) verliep in drie hoofdrichtingen.
Op zondag 15 april begon de aanval met het vertrek vanuit het bruggenhoofd Arnhem. Ze reden dwars over de Hoge Veluwe richting Otterlo, Voorthuizen en IJsselmeer en bevrijdden de dorpen langs de West-Veluwe.

Maandagnamiddag de 16de vertrokken ook tanks met infanterie, als spits richting Ede, dinsdagochtend gevolgd door de hoofdmacht over de beide straatwegen voor zuivering van de Rijnkant en de hoofdroute naar de Grebbe, waar de Duitsers in navolging van de Nederlanders in 1940, een verdedigingslinie hadden gevormd. Daarna kwam deze zuidelijke opmars door het spergebied tot staan voor de Grebbelinie, waarbij in noordelijke richting werd aangesloten bij de eenheden die over Otterlo waren gekomen.

Door de Zuid-Veluwe naar de Grebbelinie
Wij weten al dat het de Polar Bears (49de West Riding Div.) waren die de Zuid-Veluwe toegewezen hadden gekregen, en het gaat nu om twee infanteriebrigades, de 147de en de 56de (de 146de blijft in reserve). Beide brigades trokken langs verschillende routes op. Het waren Britten. De Canadese inbreng bestond uit twee tankregimenten, het Ontario- en het Calgary-regiment. Tanks met infanterie beten de spits af met de steun van de meer beweeglijke verkenningseenheden, met artillerie (kanonnen en antitankgeschut), met mitrailleur- en mortiereenheden, en al die andere onderdelen (de medische en de technische bijvoorbeeld), die bij een legeropmars nodig zijn. Men moet zich de totale divisiesterkte met daarbij opgeteld de tankeenheden, toch in de orde van grootte van 10.000 man voorstellen, waarvan 2/3 binnen enkele uren de Veluwezoom passeerde en de rest een week in Wolfheze verbleef.

In de marsorder van de divisie (Polar Bear) stonden twee richtingen: Arnhem-Ede en Arnhem-Wageningen. De opdracht luidde: het bezetten van de lijn Lunteren-Ede-Wageningen met het oog op een vervolgopmars naar Rhenen. Toen de order werd uitgegeven (16 april), was de 5de Tankdivisie met tanks en infanterie al in Otterlo en op weg naar Lunteren, Barneveld en Voorthuizen. Men wist dus dat de eigen eenheden op de rechterflank van Arnhem over Otterlo waren doorgestoten' en dat deze op weg waren naar het IJsselmeer. De twee brigades werden bovendien ingelicht over de bezetting van de zuidkant van de Rijn en wat de opdracht van die eenheid was. Het was de Murphey-force, waarvan het hoofdkwartier in Valburg was neergestreken. Tot voorbij Randwijk (tegenover Wageningen) bezetten zij de Rijnoever en mochten pas verder westwaarts als de Grebbeberg veroverd was. Door de beide aanvalsbrigades waren vier (mogelijk vijf) hoofdroutes uitgewerkt:

Langs de Amsterdamseweg naar Ede werd maandagnamiddag al de eerste stoot in het vijandelijke gebied geplaatst door de Royal Scots Fuseliers (147de ; afgekort RSC) met Calgary-tanks voorop, en dinsdagochtend gevolgd door het Duke of Wellington Regt. (147de ; de Dukes) en de Leicesters (147de ) met Ontario-tanks. Deze laatste bevrijdden Wolfheze op hun route langs de spoorlijn Arnhem-Ede.

“Na de doorbraak in Arnhem boog de invasiemacht af richting de Hoge Veluwe, maar The Gloucesters trokken westwaarts. Gesteund door pantservoertuigen kwamen de Britten naar Oosterbeek.Dinsdagochtend 17 april - op de kop af zeven maanden na het begin van Market Garden - stonden ze opnieuw voor Hartenstein, het voormalige hoofdkwartier van de Airbornes. Vandaar trokken ze verder, langs de veldgraven van gesneuvelde para's. Tegen negenen 's ochtends kwam vanuit Oosterbeek een diep gegrom. De klinkers op de Utrechtseweg vibreerden. Twee tanks, elk ruim dertig ton zwaar, rolden zij aan zij naar de Duitse stellingen. (HB: Bij Mooiland)Vanuit Kratzl's positie leken ze niet groter dan flinke speelgoedauto's.' De Shermans bleven verderop in de brede bocht staan. 'Feuer!', schreeuwde iemand. De Saukopf veerde naar achteren en naar voren. Jankend spleet een 75 millimeter granaat de lucht boven Kratzl uiteen. Een verzengende hitte schroeide zijn haren. Achter de Sherman-tanks schoot een vuurbal de lucht in, gevolgd door een explosie.Grommend bleven de twee donkere kolossen staan. Roofdieren, klaar voor een dodelijke uithaal. Een fractie van een seconde later joegen twee 75 millimeter granaten vrijwel vlak na elkaar richting de StuG. Met gemak doorboorden ze het vijftien millimeter dikke pantser van de Saukopf. Alle munitie daarachter ontplofte. De vlammen beiden uit de geschutskoepel. Een derde granaat zoog voor een paar seconden de lucht weg boven het mangat, waarin Kratzl als een bange haas weggedoken zat, en transformeerde de StuG tot schroot.Vanachter de Sherman-tanks waaierden infanteristen uit. Na een kort vuurgevecht zwegen de Duitse mitrailleurnesten. De klap van de granaten had Kratzl zo verward dat hij totaal ontredderd op de bodem van het mangat zat. Onder hem lag het pistool waarmee hij zich een kogel door zijn kop had willen schieten. Toen een geallieerde soldaat hem sommeerde het mangat te verlaten, bleef het pistool nutteloos achter in de put.Iedereen in de stelling, ook de dwangarbeiders, ging in gevangenschap. De groep dwangarbeiders marcheerde naar een school in Arnhem. Daar herkreeg Kaldemeyer, samen met andere dwangarbeiders, de vrijheid. Op hun aanwijzingen arresteerde de militaire politie Kratzl. Hij belandde achter de tralies. Twintig jaar later keerde Fritz terug naar Duitsland, waar hij in 1967 stierf aan kanker”. Uit: De dood van Rubber; Peter van Leeuwen, pagina 185 - 186.
Heveadorp-Doorwerth-Heelsum-Renkum-Bennekom
Dinsdagochtend 17 april vroeg gingen het Gloucester Regiment (56de ; Glouchesters) met een stuk of 12 tanks, pantserwagens en anti-tankkanonnen langs de Utrechtseweg over Oosterbeek naar Renkum-Wageningen. Zij vertrokken het eerst.

- Direct erna gingen over Oosterbeek-Laag en Doorwerth-Heveadorp naar Heelsum en Bennekom de South Wales Borderers (56de ; Borderers), met een stuk of 16 tanks en enkele pantserwagens.

- Het Essex Bataljon (56de ) moest de startlijn van de beide brigades bij het KEMA-viaduct beveiligen, en daarna naar Renkum varen om vandaar te voet naar Wageningen te gaan. Zij vertrokken dus als laatste, in amfibievoertuigen over de rivier naar Renkum.

De vijand, Hollandse SS-vrijwilligers van het 83de en het 84de Regiment Grenadiers "Landstorm Nederland", is er mogelijk al vandoor. Er zijn brandende huizen waargenomen ten westen van de spoorlijn naar Oosterbeek (hier wordt de spoorlijn naar Nijmegen bedoeld). De bataljons van de 56e Brigade worden ook gewaarschuwd voor Duitse mijnen, vooral aan de Rijnkant. Op de gehele noordzijde van de Nederrijn waren vele mijnenvelden aanwezig.
Over de Dikkenberg naar Bennekom
De Dukes op Ontario-tanks gingen de 17de dinsdagochtend om 10.30 uur vanaf de Amsterdamsestraatweg Arnhem langs de Ginkelse hei en over de (over)weg richting Panoramahoeve, om langs de bosroutes naar Bennekom te gaan. Vlak voor het dorp werd een kanon uitgeschakeld, waarbij van de stuksbemanning acht SS-ers werden gedood. In Bennekom zelf was het rustig, en het dorp werd gezuiverd terwijl een afdeling naar Wageningen doorreed achter een grote groep vluchtende SS-ers aan. De Dukes konden zonder problemen tot voorbij Wageningen richting Grebbeberg oprukken. Verder gingen ze niet en bij het innemen van Wageningen was geen tegenstander te bekennen. Bij de stad reed een carrier op een mijn, waarbij de chauffeur werd gedood en zijn maat een been werd afgerukt. Bennekom en Wageningen waren (dinsdag de 17de in de namiddag) daardoor nagenoeg zonder slag of stoot bevrijd, nog voordat de 56de Brigade er was gearriveerd. Intussen liep het tegen de nacht, en gingen deze Dukes en de Ontario-tanks terug naar Ede, Wageningen en Bennekom verder aan de juist arriverende 56de Brigade overlatend. In Ede was het op de 17de al feest, en werden de troepen ondergebracht.
Passage Wolfheze

Over de Amsterdamseweg vertrok de hoofdmacht dinsdagmorgen 17 april vroeg, ongeveer op hetzelfde tijdstip als de 56de Brigade langs de Utrechtseweg. De Dukes volgden de straatweg, en de Leicesters hadden de taak om de linkerflank te beveiligen tot aan de rechterflank van de Glouchesters die over de Utrechtseweg gingen.

LEICESTERSHIRES:
Het 1e Bataljon van het Leicestershire Regiment, deel uitmakend van de Polar Bears Divisie, 147de Brigade, ging Wolfheze voorbij zonder er sporen achter te laten. Zij trokken verder naar Renswoude. Wolfheze was die ochtend de 17de stilletjes en terloops bevrijd.

ONTARIO'S:
De aan de Polar Bears toegevoegde eskadrons van het tankregiment hadden op 14 april de drie Duitse Renaulttanks langs de Schelmseweg uitgeschakeld, vervolgens de Oost-Veluwe helpen bevrijden (16 april), en bleven na de bevrijding van Wolfheze (C-squadron) en Bennekom-Wageningen (A-squadron) aan het Grebbe-front voor incidentele activiteiten. A-squadron vertoefde nog enkele dagen bij hotel Nol in 't Bosch om van daaruit te opereren. Het B-squadron kwam op de 21ste terug van Epe naar Hoog-Doorwerth, waar ze op de 22st een rustige dag hadden. Op de 24ste vertrokken zowel A-squadron (Nol in 't Bosch) als B-squadron (Hoog-Doorwerth) naar 'dichter bij de vijand om beter contact te kunnen houden'. Op 24 april wordt vermeld dat de Ontario-tanks met infanterie bij Wolfheze oefenden.
De Regiments-hoofdkwartiertroep bleef van 17 april tot 12 mei nog bij de boswachterij Planken Wambuis.
Langs de Zuid-Veluwezoom

Dinsdagochtend vroeg (17 april) verliet de tweede Polar Bear Brigade Arnhem. Deze 56ste Brigade volgde, zoals al uitgelegd, twee aanvalslijnen en een aanvoerlijn over de rivier. De startlijn was het KEMA-viaduct. Het KEMA-Den Brink gebied en de rest van Arnhem-West met inbegrip van de Klingelbeek waren intussen gezuiverd (vanaf de 14de 's avonds was de vijand er teruggedreven).

Glouchesters over de Utrechtseweg.
De Gloucesters waren om 6 uur de 17ste al vroeg van start gegaan, en volgden voornamelijk te voet de Utrechtseweg, gesteund door pantsereenheden. In de ochtenduren passeerden ze Oosterbeek, en waren om 8 uur al bij Hotel Hartenstein. Daar streek de bataljonsstaf voor een paar uur neer. Niet omdat ze rust nodig hadden, maar omdat ze het een bijzonderheid vonden even in het divisie-hoofdkwartier van de Airborne-troepen te verblijven. De Britten keken hun ogen uit op de slagveldresten en de overal in primitieve veldgraven liggende landgenoten. Ze werden er stil van. Het bataljon marcheerde ongehinderd in mooi lenteweer verder. Telkens wisselden de compagnieën aan het hoofd van de colonne, en ook reden de infanteristen wel stukken mee op de half-tracks en trucks. Er viel niets te bevrijden. De vijand was reeds uit het gebied vertrokken richting Grebbe. Hoewel de verovering van de Zonneheuvel als enige bijzonderheid in de aanvalsopdracht stond (men onderkende kennelijk het strategische gewicht van dit punt bij Tol Wolfheze, dat in de Slag bij Arnhem ook zo belangrijk was gebleken) komt het punt niet meer ter sprake, maar de Glouchesters zullen ongetwijfeld hun patrouilles het gebied rond de watertoren hebben laten checken. De huidige Zonneheuvelweg is nog steeds te vinden tussen en inrit naar hotel de Bilderberg de Wolfhezerweg, beiden vanaf de Utrechtseweg. Ook is het wel aan te nemen dat verkenners de Tolweg (Wolfhezerweg) zijn afgereden om contact te maken met de Leicesters in Wolfheze. Die waren op dat tijdstip al in het dorp. In Heelsum (rond 12 uur) verlieten de Glouchesters de Utrechtseweg om over de Bennekomseweg naar Bennekom te gaan. Dat was hun bestemming, maar, zoals reeds beschreven, de Dukes die over de Dikkenberg naar Bennekom gingen, waren hen voor geweest. Feest viel er niet te vieren, want Bennekom was verlaten. Met vooruitgeschoven compagnieën in Bennekom en Wageningen-Hoog verbleef het hoofdkwartier van de Glouchesters die nacht in de bossen op de Wageningse berg.
De Borderers over Doorwerth.

Dinsdag de 17ste. Een half uur na het vertrek van de Glouchesters verlieten ook de South Wales Borderers de Arnhemse stadsgrens over Oosterbeek-Laag met een lange rij carriers en enkele speciale tanks om in het wegdek liggende mijnen en versperringen op te ruimen. Ook kanonnen reden mee. De Borderers en hun ondersteunende eenheden hadden, hoewel ze geen tegenstand ondervonden op hun route over Oosterbeek-Benedendorp en Doorwerth via de Oud Oosterbeekseweg. Ze hadden de hele ochtend nodig om bij de S-bocht in Heelsum weer op de Utrechtseweg te komen.

Oosterbeek Zuid werd volgens opdracht gezuiverd. De voortgang werd ernstig vertraagd door de vele versperringen, ruïnes en mijnenvelden. In de stoet van wel 800 man reden 4 flails (een vlegeltank, ook wel "crab" genoemd, was een mijnenvegende Churchilltank met aan de voorkant zware en verzwaarde kettingen aan een draaibare wals enkele meters vóór de tank, die al ronddraaiend als vlegels op het wegdek sloegen om eventueel aanwezige mijnen tot ontploffing te brengen) en 3 crocodiles (een Churchilltank met een grote, ver-dragende vlammenwerper) mee. Voor het opruimen van wegversperringen beschikte men over tanks die als bulldozer konden opereren. Hoewel niet in de verslagen vermeld, zullen ook op weg naar Heelsum verschillende versperringen met geweld zijn opgeruimd, waarvoor wel met explosieven werd gewerkt. Ze deden er niet voor niets ongeveer 6 uur over om van het KEMA-viaduct naar de S-bocht in Heelsum te komen (iets meer dan 1 km per uur dus). Voorbij Oosterbeek reed de "flail" van sgt. Leishman op twee tankmijnen, en het voertuig vloog in brand De inzittenden konden zich, hoewel gewond, redden. Soldaat Wyatt liep ernstige brandwonden op, korporaal Roberts verbrandde zijn hand, en soldaat Chisholm blesseerde zijn knie. Zij herstelden allen, maar soldaat Deryck overleed nog dezelfde dag in Oosterbeek aan zijn verwondingen. Er viel nog een flail uit met een verbrande koppeling. Toen waren er nog maar twee. Niettemin werden op de route 13 mijnen geruimd.

Dinsdag 17 april om 9.50 uur was Heveadorp bevrijd, en even later Doorwerth. Om kwart voor 1 maakten de Glouchesters en de Borderers contact in de S-bocht bij Heelsum. Hoewel de Glouchesters iets eerder in de S-bocht arriveerden, kan Heelsum toch, evenals Oosterbeek, Heveadorp en Doorwerth beschouwd worden als te zijn bevrijd door de South Wales Borderers. Zij zwenkten in Renkum via de Bennekomseweg af naar Wgeningen Hoog en Nol in 't Bosch. Na een paar uur richtten ze hun kampement voor de nacht in aan de westrand van de Wageningse berg ten noorden van de Utrechtseweg. Woensdag werd het bataljon verder gedirigeerd naar Ede-zuid-west, met het hoofdkwartier in kasteel Hoekelum. De ondersteunende speciale tanks van de Lothians bleven enkele dagen bij Klein Zwitserland in Heelsum achter.
Essex over het water

Het derde bataljon, het Essex, ging over de Rijn. Ze waren enkele dagen geleden ook over het water (uit Nijmegen) naar Arnhem gekomen. Langs de kades in de hoofdstad waren ze ingescheept in landingsvaartuigen en vertrokken. Vanaf de noordoever was er geen vijandelijke activiteit, en zonder problemen konden ze in Renkum bij de papierfabriek ontschepen. De 20 LCA's (landingsvaartuigen) en 12 LCM's voeren over de rivier naar Renkum.
Het Essex bataljon ging te voet verder om Wageningen in bezit te nemen. Dat was niet zo moeilijk want Duitsers waren er niet, en bovendien waren de Dukes hen al voor geweest om de stad tot voorbij de Nude richting Grebbeberg te verkennen. Toen ze in Renkum aan land gingen, waren de Borderers daar al gepasseerd, het zuiveren van het in puin geschoten dorp en de omgeving was een taak van het Essex bataljon.
Of we nu moeten zeggen dat Renkum bevrijd werd door het Essex bataljon of door de South Wales Borderers, hangt er maar van af hoe je het ziet. Met hun doortrek van Heelsum over (de noordkant van) Renkum naar Nol in 't Bosch, waarbij natuurlijk ook de flanken werden verkend, hadden de Borderers toch een flink deel van het dorp reeds aangedaan. Dat was dinsdag 17 april in de eerste helft van de middag.
De achterhoede

Het hoofdkwartier van de 56ste Brigade volgde de Glouchesters over de Utrechtseweg. Om 15.00 uur was het opgeschoven naar de villa Laag Wolfheze, en om 19.00 uur neergestreken langs de Bennekomseweg in Heelsum.
Achter de troepenmacht van de 56ste Brigade, kwamen de reserves van de Polar Bear-Divisie. Dat waren de bataljons van de 146ste Brigade. Bovendien trokken in deze achterhoedeformatie andere onderdelen mee, waarmee de hele divisie uit Arnhem was vertrokken. De 146ste Bde streek neer in de bossen bij Wolfheze en zou daar ruim een week blijven.

De Duitsers, die sinds begin april geallieerde voedseltransporten toelaten tot West-Nederland, dreigen die samenwerking op te zeggen. Op 22 april 1945 neemt Montgomery daarom het besluit dat er tegen de Duitsers in West-Nederland geen enkele militaire actie meer mag worden ondernomen.

In Midden-Nederland zwijgen de kanonnen dan voorgoed. De Duitsers bezetten de oude Nederlandse stellingen op de Grebbeberg uit 1940. Aan de andere kant ligt een mengelmoes van Britse, Canadese, Nederlandse en Belgische troepen. In West-Nederland zitten 120.000 Duitsers opgesloten. Tot aan de capitulatie in mei 1945 verandert die situatie niet meer.

De geallieerde troepen maakten geen haast met het binnentrekken van West-Nederland. Het Canadese leger staakte op 20 april haar opmars door de Gelderse Vallei net voor de Grebbelinie die door de Duitsers vanaf oktober 1944 was hersteld onder de naam Pantherstellung. Met voedseldroppings eind april 1945 (Operatie Manna) probeerde men de ergste hongersnood te lenigen. Op 4 mei 1945 gaven de Duitsers in Nederland zich onvoorwaardelijk over en konden de geallieerden eindelijk West-Nederland binnentrekken.

Uit het illegale blad: De Zwarte Omroep, van 26 april 1945: "Oosterbeek: Utrechtseweg, Benedendorpsweg, Stationsweg en Dreyenseweg door Engelsen schoongeveegd; zijstraten versperd. Renkum: Dorpsstraat een grote ruïne."
4 mei: De Duitsers geven zich over
Eind april beginnen (niet in Wageningen) de officiële onderhandelingen tussen de geallieerden en de Duitsers. Ze praten over het einde van de bezetting. Op 4 mei wordt een eerste verdrag ondertekend. Dat maakt de weg vrij voor de geallieerden om ook het westen van Nederland te bevrijden. Grote steden, zoals Amsterdam, Utrecht en Rotterdam, zijn nu pas 'vrij'.

7 mei: Bevrijd, maar nog niet veilig
Na de overgave van Duitsland is er feest: weg met de Duitsers! Maar er is ook verdriet om alle oorlogsslachtoffers en een gevoel van wraak tegen de Duitsers. NSB'ers, of andere mensen die de Duitsers hebben geholpen, worden opgepakt of op straat vernederd. Canadezen bevrijden Amsterdam. De Prinses Irene brigade, met als commandant Jan Beelaerts van Blokland uit Oosterbeek, bevrijd Den Haag.

Wederopbouw
Na de bevrijding zijn de Canadezen nog geruime tijd in Nederland gebleven om te helpen bij de wederopbouw en bij het ruimen van mijnen in het verwoeste Arnhem en de directe omgeving. Op Mooi-Land verbleven ze tot januari 1946.
Bronnen

Cor Janse, Blik omhoog, deel 3, pag 1069 ev.

wikipedia.org

wegnaardebevrijding.nl

bezoek-ede.nl

Peter Berends; Oorlogsjaren.

In de buurt: bevrijding Arnhem

Wikipedia: Operatie Plunder.

Th.A. Boeree, De Slag bij Arnhem en "Het verraad van Lindemans". Overdruk uit "Ons Leger", November- en Decembernummer. 1950, Boekhandel P.J. Romijn, Oosterbeek

H.J. Leloux: Huize Mooi-Land, in herfst en winter 44 45, Lager Scharnhorst, 1984

Erkens, H.C.J. ; Zes dorpen in oorlog en verzet, Oosterbeek, 1984

P.A. Veldheer, m.m.v. E. v.d. Weerd: De slag van de Veluwe 1945. De bevrijding van de Veluwe door Britse en Canadese troepen in april van het laatste oorlogsjaar.1981; Gysbers & Van Loon, Arnhem.

Christ Peters; Gelderland bevrijd; van Geyt productions Hulst, 1994
Nederland is bevrijd door Amerikanen, Britten, Canadezen, Fransen, Noren, Polen, Schotten en Nederlanders. Zoals de Prinses Irene Brigade en de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) waaronder het Verzet.

Friesland heeft zich met inzet van de BS zelf bevrijd. De Canadezen hebben wel geholpen.
op- en aanmerkingen, aanvullingen: mail